12-09-2020     Boven de Haagse binnenstad steekt de opvallende toren uit van de Grote of Sint-Jacobskerk, waar vanwege het handhaven van de maatregelen rondom het coronavirus op Prinsjesdag de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal zal plaatsvinden. Een zoektocht in de geschiedenis toont de eeuwenlange band van het Huis Oranje-Nassau met de Grote Kerk.

 
Toren van de Grote Kerk vanaf Paleis Noordeinde
 
huwelijk van Wilhelmina en Hendrik in de Grote Kerk

GROTE KERCKE

In het “dorp Die Haghe” verrees in de eerste helft van de 14de eeuw een kerkgebouw. De driebeukige kruiskerk nabij het Binnenhof, gewijd aan de apostel Jacob, werd vrijwel meteen de “grote kercke” genoemd. In de 15de eeuw werd de markante toren gebouwd; zeshoekig om zo weerstand te kunnen bieden tegen de heftige zeewind. Het kerkgebouw werd vergroot door twee gelijkvormige zijbeuken voorzien van grote vensters toe te voegen aan het schip. Hiermee was de Grote Kerk het eerste voorbeeld van het Haagse hallentype.

PRINSENGLAS

Toen in 1539 de bliksem insloeg, brandde de toren en het kerkgebouw voor een groot deel af. Met de opbrengst van loterijen en giften werd de kerk weer opgebouwd. Vooraanstaande personen als keizer Karel V en Gerrit van Assendelft schonken gebrandschilderde ramen. Ook de eerste Prins van Oranje en graaf van Nassau, René van Chalon, die zich in 1541 kort in Den Haag vestigde, droeg bij aan de wederopbouw van de kerk met een gebrandschilderd glas. Een halve eeuw later liet prins Maurits een raam maken voor de noordzijde van de toren. Helaas zijn het raam van René van Chalon en het “prinsenglas” in de loop der tijd verloren gegaan.

Preek bij de doop van prinses Sophie
 

Doop in de Grote Kerk

Deze ramen zullen de kerk nog wel hebben gesierd toen stadhouder Frederik Hendrik prins Willem II liet dopen in de Grote Kerk. Verschillende leden van het Huis Oranje-Nassau volgden. In 1651, vlak na het overlijden van zijn vader, vond de doop van prins Willem III plaats. Het was een sombere sfeer en de kerk was met zwart laken bekleed. Een groot contrast met de dag waarop prins Willem V zijn doop ontving. Op 11 april 1748 vertrok een luisterrijke stoet richting de Grote Kerk. Het was een waar schouwspel. Ook omdat de Grote Kerk voor de gelegenheid was belegd met een rood en goud tapijt. In navolging van de stadhouders werden zowel koning Willem I als koning Willem II gedoopt in de Grote Kerk.

Doopplechtigheid van Willem V
doopjurk

DOOPJURK

Nadat haar grootmoeder en moeder in de Willemskerk waren gedoopt, ontving prinses Beatrix haar doop in de Grote Kerk. Prins Willem-Alexander en prinses Amalia volgden. Zij droegen allemaal de doopjurk, die koningin Emma voor de doop van prinses Wilhelmina in 1880 kocht. Toen prinses Amalia in 2004 werd gedoopt in de kanten doopjurk, hing boven het middenpad van de kerk een papieren doopjurk met een beweeglijke sleep gevormd door drie mobiles met 1000 kindertekeningen aan roze hangertjes.

HUWELIJK IN DE GROTE KERK

Het eerste Oranje huwelijk in de Grote Kerk was dat van prinses Carolina met Karel Christiaan van Nassau-Weilburg. De dochter van stadhouder Willem IV trouwde op 5 maart 1760 in de feestelijk versierde kerk met speciaal voor deze gelegenheid “derwaarts gebragte rood Fluweele met Goud gegarneerde Armstoelen”. Na afloop van de ceremonie werd het huwelijk gevierd met een schitterend bruiloftsfeest in ’t Oude Hof.

huwelijk Carolina en Karel Christiaan
Huwelijk koningin Wilhelmina en hendrik

TWINTIGSTE EEUW

In de 20ste eeuw vormde de Grote Kerk het decor voor het kerkelijk huwelijk van prins Constantijn met prinses Laurentien, prinses Margriet met Pieter van Vollenhoven, prinses Juliana met prins Bernhard en koningin Wilhelmina met prins Hendrik. Op 7 februari 1901 trad het bruidspaar “onder een donderende ovatie van duizenden, die daar stonden opeengepakt, die uit alle vensters van de daken, van de vele tribunes wuifden en jubelden” de Grote Kerk binnen. Speciaal voor het huwelijk aangebrachte kachels in de kerk moesten ervoor zorgen dat koningin Wilhelmina, die een “gedecolleteerde” trouwjapon droeg, en andere dames het niet te koud zouden krijgen. Mevrouw Th. N. van Loon-Egidius, dame du palais van Wilhelmina, memoreerde het huwelijk in haar dagboek: “De kerk was heel mooi versierd, niet te veel en toch cossu en was heerlijk verwarmd.”