09-12-2020 In het archief van de Thesaurie, het departement dat sinds 1814 verantwoordelijk is voor de financiële administratie van de koning(in), bevinden zich stukken die vooral opvallen door hun formaat. De jaarstaten (financiële jaaroverzichten) van de verschillende hofdepartementen uit de periode 1849-1891 worden opgerold bewaard omdat deze simpelweg in geen enkele andere berging passen. De grootste jaarstaten hebben een afmeting van 1.00 x 1.76 meter. Om deze 371 financiële jaaroverzichten beter raadpleegbaar te maken en om gebruiksschade in de toekomst te voorkomen, hebben de Koninklijke Verzamelingen ze laten digitaliseren.

thesaurie des konings
 

Van de volgende hofdepartementen zijn jaarstaten nu digitaal te bekijken: de Hofmaarschalk, de Intendant der Koninklijke Paleizen (‘Paleis te ‘s Hage, Paleis in het Bosch, Paleis te Amsterdam’), de Intendant van het Paleis en Domein Het Loo, het Koninklijk Jachtdepartement (vanaf 1854), het Militaire Huis, de Koninklijke Stallen en de Thesaurie.

Lunches en Diners

De overzichten maken allerlei onderzoek mogelijk. Zo zeggen de uitgaven veel over de werkzaamheden van de verschillende departementen. Het departement van de Hofmaarschalk verzorgde bijvoorbeeld onder andere de lunches en diners van de koninklijke familie en hun gasten in de paleizen. Behalve naar de salarissen ging het geld dan ook vooral naar de aanschaf van eten en drinken, zoals wijn, bier, likeuren, melk, mineraalwater en vlees, vis, brood, kruidenierswaren, suikerbakkersgoed, boter, eieren, groenten en vruchten. Ook werd veel geld uitgegeven aan verlichting en brandstoffen en aan de linnenkamer.

melkbus
Jaarstaat Hofmaarschalk, 1890

Inflatie

Ook kan onderzocht worden hoe het prijsverloop van de verschillende producten is geweest. Zo werd in het vierde kwartaal van 1849 848,97 gulden uitgegeven aan brood. In het laatste kwartaal van 1890 was dit bijna het dubbele: 1626,31 gulden. De prijzen voor bier en mineraalwater (in 1849 onder één kostenpost geschaard) stegen minder hard: van 746,33 gulden in het laatste kwartaal van 1849 naar 1079,48 gulden in het laatste kwartaal van 1890.

Oogstrelend

De jaarstaten zijn niet alleen de moeite waard vanwege de inhoud. Zoals dit overzicht van inkomsten en uitgaven van de Koninklijke Stallen uit 1851 goed laat zien, was er duidelijk aandacht voor de vormgeving. Dit overzicht geeft inzicht in wat er kwam kijken bij het houden van paarden en rijtuigen. Zo was er niet alleen een wagenmaker, smid en zadelmaker nodig maar ook een rijtuigschilder, kopergieter en vergulder. Andere kostenposten waren de foerage- (voer) en weidegelden, de medicijnen voor de paarden en hun verzorgers en de kleding voor de bedienden en verzorgingsmateriaal voor de paarden.